Keuze-stress van een molenaar, hoeveel zeil leg ik voor?

Een co-productie van leerlingmolenaar Eric en molenaar Jan Borst.

Eric vertelt: Zoals op de foto van De Hoop hier onder zal je een molen niet vaak opgezeild zien. Elke wiek een andere hoeveelheid zeil. Dit was niet het gevolg van het niet kunnen beslissen hoeveel zeil er op moest, want afgelopen zaterdag was het heel rustig weer, windje zuid van 1 à 2 beaufort, soms in een vlaagje misschien even 3 beaufort. Bij dat soort weer is bijna alles goed. Nee, het was het resultaat van een zwicht oefening, die ik als leerlingmolenaar heb gedaan o.l.v. Jan. Wat zwichten is leggen we zo uit, maar laat ik mij even voorstellen.

Eric schoont een maalsteen

Mijn naam is Eric van der Vegte, 62 jaar, vrouw en drie zoons en werkzaam in de techniek, als mechanisch ontwerper bij een firma die complexe verpakkingsmachines ontwerpt en produceert voor grote webwinkels over de hele wereld. Ik ben als leerling op de molen beland na een rondleiding, waarbij ik genoeglijk met een aantal van de molenaars heb staan praten. Een week later werd ik benaderd door molenaar en voorzitter Willem, met de vraag of ik het leuk zou vinden om molenaar te worden. Dat sprak mij direct aan, zowel wegens de techniek, als het goede gevoel wat ik had bij de molenaars die ik had gesproken. Het leek me een leuke ploeg en met een naderend pensioen was ik al op zoek naar iets waar ik mijn energie en kennis in kan steken. Het geeft ook een goed gevoel om op deze manier mee te helpen om een stuk werelderfgoed voor het nageslacht te behouden. Ik heb nog wel even na moeten denken over de hoeveelheid tijd die er zeker de eerste paar jaar in gaat zitten, omdat je voor het behalen van het molenaarsexamen een tot drie jaar flink moet studeren en ook veel praktijkuren moet maken op allerlei typen molens. Ik heb voor mezelf besloten om die uitdaging aan te gaan, ondanks mijn andere hobby’s, zoals zeilen, techniek en doe-het-zelven. Ik ben nu sinds oktober vorig jaar in opleiding en ik vind het hier geweldig.

Erics zwicht resultaat

Maar nu dat zwichten …. Daarvoor geef ik het woord aan Jan, want die had dat stuk van het verhaal net klaar, toen ik voorstelde om mij n.a.v. die foto meteen even voor te stellen.

Op oude zeilschepen als barkentijnen en fregatten werd het zeiloppervlak aangepast door te zwichten. Op moderne zeilschepen wordt daarvoor een andere term gebruikt, er wordt gereefd. Op een molen wordt de oude term gebruikt, er wordt gezwicht.

Wat wordt onder zwichten of reven verstaan? De molenaar verkleint of vergroot het zeiloppervlakte zodanig dat de molen bij de dan heersende windsterkte optimaal zal draaien. Hierbij zal hij er ook achter komen dat de heersende windsterkte nog al variabel is, met flinke uitschieters, waarbij de windrichting ook zomaar een aantal streken kan draaien.

Het gaande werk in onze korenmolen is zodanig geconstrueerd dat de wiekenas met ca. 15 omwentelingen per minuut de maalstenen optimaal laat draaien. De steenspil draait 7 maal sneller dan de wiekenas. De door de steenspil aangedreven maalsteen (loper) maakt dan dus ruim 100 omwentelingen per minuut. De molenaar zal proberen om het zeiloppervlakte zodanig groot te maken dat die gewenste snelheid wordt bereikt en niet wordt overschreden.

min-of-meer gezwicht

Op iedere wiek is een rechthoekig zeil van ca. 10 x 1,5 meter aangebracht aan de linkerkant van de roede, voor het hekwerk dat zich daar bevindt (Nr 1 “vol zeil”, links op de tekening). Bovenaan iedere wiek zit dat zeil aan beide zeilhoeken vast. Wanneer de molen niet wordt gebruikt is het zeil verticaal opgerold en aan de rechterzijde om de roede en windborden naar de achterzijde van de wiek verplaatst en vastgezet.

Wanneer we graan willen malen, worden de zeilen wiek voor wiek naar de voorzijde verplaatst, uitgerold en vastgezet aan klampen op de roede en met touwen aan de onderzijde vastgezet aan de wiek. Om het zeil vlak te trekken bevinden zich nog drie lijnen aan de linkerkant van het zeil op ongeveer 2,5 meter van elkaar. Die lijnen lopen aan de linker- en achterzijde van het hekwerk naar beneden waar de molenaar ze vastzet. Dit zijn de zogenaamde zwichtlijnen.

Bij zwakke tot matige wind draaien we met vier volle zeilen. Neemt de wind toe en draait de molen naar het oordeel van de molenaar te snel, dan moet hij zwichten, d.w.z. de zeilen voor een deel wegrollen. Onder gewone omstandigheden gebeurt dat op alle wieken, om een evenwichtige windbelasting op de wiekenas te behouden.

We onderscheiden verschillende zwichtstanden zoals in bovenstaande tekening aangegeven: (2) duikertje tot eerste zwichtlijn, (3) lange halve en (4) halve tot de tweede zwichtlijn, (5) hoge lijn en (6) stormeindje tot de derde zwichtlijn.

Natuurlijk kun je het zeil ook helemaal wegrollen, en zelfs de borden aan de rechterzijde van de roede wegnemen om nog minder wind te vangen, maar als dat nodig is kun je als molenaar maar beter thuis blijven.